Graskuilen
Vanwege het natte en koude voorjaar is er vaak wat later in het seizoen gemaaid. Dit is terug te zien in het feit dat de graskuilen op sommige parameters sterk afwijken in vergelijking met de voorgaande 4 jaar (2017-2020).
Vanwege het natte en koude voorjaar is er vaak wat later in het seizoen gemaaid. Dit is terug te zien in het feit dat de graskuilen op sommige parameters sterk afwijken in vergelijking met de voorgaande 4 jaar (2017-2020).
Vaak werd er pas in de 2e helft van mei tot zelfs begin juni gemaaid. Hierdoor is er 20-30% meer droge stof per hectare geoogst, waardoor er niet alleen sprake is van minder ruw eiwit, maar ook van meer ruwe celstof en NDF. Dit maakt de voeropname en de vertering voor koeien een stuk moeilijker. Het lagere ruw eiwitgehalte heeft ook als gevolg dat er vaak veel minder vlot wordt gemolken en dat er meer (duur) eiwit moet worden bijgevoerd. Vooral het pens- of onbestendig eiwit, maar ook het darmverteerbaar eiwit, is een stuk lager in vergelijking met de voorgaande jaren. Dit kan zich vertalen in een verlaagde melkproductie, lager eiwitgehalte en ook een lager ureumgehalte in de melk.
Het bijvoeren van extra soja of raapzaadschroot kan de gevolgen van het late maaiseizoen compenseren, maar verdringen mogelijk wel weer de ruwvoeropname. Daardoor ontstaat meer risico op pensacidose, wat ook het vetgehalte onder druk zet. Indien er een verhoogd risico is op pensverzuring, is het dan ook aan te raden om niet teveel snel fermenteerbare koolhydraten zoals gemalen tarwe of gerst te voeren. Om het risico op pensverzuring te verkleinen en de NDF-vertering te bevorderen, kan dan ook beter gebruik worden gemaakt van een levende gistcultuur (Levucell SC).
Het is aangetoond dat Levucell SC zorgt voor een betere NDF-vertering (NDFd). Voor individuele ruwvoeders wordt met name bij graskuilen en moeilijk verteerbare maiskuilen een betere NDFd waargenomen (figuur 1). Dit resulteert in een grotere microbiële biomassa en dus meer microbieel eiwit en een hogere DVE-productie met hetzelfde rantsoen.
Bij het inzetten van een levende gistcultuur is van belang dat deze op de juiste plaats in het spijsverteringsstelsel terecht komt, wat bij Levucell SC hoofdzakelijk de pens is. De belangrijkste (probiotische) effecten van Levucell SC:
Dit jaar is er gemiddeld genomen betere mais ten opzichte van de afgelopen 4 jaar. Het verschil is niet zo uitgesproken als bij de graskuilen. Voor het omschakelen van de oude naar de nieuwe maiskuil is het advies om dit zeer geleidelijk te doen (over minstens 7-10 dagen). Om het risico op pensflora-schommelingen te beperken, wordt ook hier aanbevolen om Levucell SC te voeren gedurende 4-6 weken.