Steeds minder beschikbare biest en zeugenmelk
Het ontwikkelen van een goed presterend vleesvarken start al in de kraamstal. Maar waar de zeugenhouderij steeds productiever wordt, neemt het aantal levendgeboren biggen per worp toe en zien we meer spreiding in het geboortegewicht van de tomen.
Daardoor is het een steeds grotere uitdaging om alle biggen voldoende biest en zeugenmelk te laten opnemen. Normaal wordt 200 gram biest per big als norm gehanteerd en zien we graag zoveel mogelijk biggen met een vaste voeropname zodra ze gespeend worden.
Toch varieert het percentage etende biggen in de praktijk van een kleine 50% tot 85%. Biggen die voor het spenen al te weinig ontwikkeld zijn, lopen een verhoogd risico op sterfte en leveren aanzienlijk minder op.