Een pink is klaar voor inseminatie bij 60% van het volwassen gewicht. Voor een gemiddeld volwassen gewicht van 670 kg kan inseminatie dus plaatsvinden vanaf 400 kg lichaamsgewicht. Wegen is uiteraard het beste, maar in de praktijk betekent dit inseminatie bij een borstomvang van >172 cm of een kruishoogte van >135 cm. De leeftijd bij inseminatie is van ondergeschikt belang.
Om opfokkosten te besparen en het fosfaatquotum optimaal te benutten kan het wenselijk zijn om de vaars op 22 à 23 maanden te laten afkalven. Uit Duits en Nederlands onderzoek blijkt tevens dat vaarzen die kalven op ca. 22 à 23 maanden leeftijd, een lagere uitval tijdens de eerste lactatie laten zien dan bij ouder afkalven (Heise et al., 2017; Van Pelt et al., 2016).
Geen vervetting bij LifeStart melkschema
Eerder afkalven betekent eerder het benodigde inseminatiegewicht behalen, dus harder groeien vóór inseminatie. Bij een LifeStart melkschema vindt in het eerste levensjaar geen vervetting plaats indien er voldoende eiwit wordt verstrekt. Om een kalf voor 13 maanden leeftijd op het inseminatiegewicht te krijgen, moet zij na het spenen in 10 maanden zo’n 300 kg groeien, uitgaande van ca. 95 kg bij spenen op 70 dagen leeftijd. Dit komt neer op een gemiddelde daggroei van 1.000 gram.
Onderzoeksbedrijf De Kempenshof van Trouw Nutrition laat zien dat deze daggroei door LifeStart kalveren ook zeker haalbaar is. Bij een afkalfleeftijd van 24 maanden wordt tussen spenen en inseminatie een gemiddelde groei van zo’n 840 gram per dag gerealiseerd. Grafiek 2 laat de groeischema’s zien voor verschillende afkalfleeftijden. In het groeischema voor het tweede levensjaar zit geen verschil. Het is hierbij belangrijk dat de pinken rustig doorgroeien zonder te vervetten.
Goede eiwitefficiëntie
Om de genoemde groei te behalen is veel eiwit en energie nodig. Gelukkig is het kalf na het spenen erg efficiënt in het omzetten van voereiwit naar groei. Zij heeft dan een eiwitefficiëntie van ongeveer 65% (CVB). Bij een vaars van 400 kg ligt de berekende eiwitefficiëntie op ongeveer 35%. Het (dure) eiwit wat wordt verstrekt in de eerste maanden, wordt dus zeer goed benut en is daarmee een goede investering. In het tweede levensjaar is het belangrijk dat de pinken doorgroeien op een lagere snelheid zonder te vervetten.
Om de gewenste groei te behalen bij een gemiddeld volwassen gewicht van 670 kg kunnen de volgende rantsoenkenmerken worden aangehouden:
Relatie ALVA en voeropname
De tabel toont aan dat niet alleen de gehaltes in het rantsoen hoger zijn (geconcentreerder) bij een ALVA van 22 maanden, maar ook de droge stof opname. Dit gaat ook vaak samen: uit een beter verteerbaar rantsoen wordt meer voer opgenomen, omdat het minder vult en sneller de pens passeert. Voor de eerste 5 à 6 maanden is een stro-brok of droog TMR-rantsoen het meest ideaal om een hoge voeropname en groei te behalen. Door het vooraf mengen van een stro-brok rantsoen (85% brok en 15% gehakseld stro (>3cm) op gewichtsbasis) blijven de verhoudingen gelijk. Wat nog wel eens wordt vergeten bij het los verstrekken van de brok, is om ook de brokgift mee te verhogen. Bij het spenen vreet een kalf ca 1,5 à 2 kg brok. Deze 2 kg is voldoende voor een kalf van 10 weken oud, maar niet voor een kalf van 16 weken oud. Bouw het voerschema dus op tot ca. 4,25 kg brok per dag op 5 maanden leeftijd.
Rantsoen tweede levensjaar
Daarna kan je overschakelen naar een goede gras- en/of maiskuil aangevuld met een (eiwit)brok om de benodigde energie en eiwit op rantsoenbasis te behalen. Deze brok dient ook de calcium- en fosforbehoefte aan te vullen voor de skelet- en spiergroei. Voor het tweede levensjaar kan het rantsoen worden verdund met stro of hooi om vervetting te voorkomen, of een graskuil met een lagere verteerbaarheid. Een jongveemineraal of een mineralenbrok kan daarbij voor de benodigde mineralen en vitamine aanvulling zorgen. Ook leent het tweede levensjaar zich goed voor het beweiden van jongvee. Slechte, onsmakelijke (gras)kuilen met broei, schimmelvorming en rotte plekken blijven te allen tijde ongeschikt, dus ook voor het tweede levensjaar.
Een goede opfok houdt dus zeker niet op bij het spenen. Om op tijd het benodigde inseminatiegewicht te bereiken voor een ALVA van 22 maanden, is goed ruwvoer essentieel.