Te hoge koperconcentraties
Het op de juiste manier verstrekken van mineralen verbetert de prestaties, gezondheid en efficiëntie van de veestapel en heeft een positief effect op de levensdagproductie. Maar helaas leidt de toegenomen aandacht voor mineralenverstrekking op het melkveebedrijf tot een trend waarbij gehaltes in mineralenmengsels en rantsoenen te veel toenemen. Recent heeft de GD nog aangegeven dat de koperverstrekking vaak te hoog ligt, waardoor te hoge koperconcentraties in de lever worden aangetroffen.
De juiste hoeveelheid sporenelementen en vitamines
De hoeveelheid die extra verstrekt moet worden van een enkel (sporen)element of vitamine hangt af van:
- De behoefte van een koe, o.a. afhankelijk van melkproductieniveau en bedrijfsomstandigheden
- Mineralengehalte van het ruwvoer, bijproducten en droge grondstoffen
- De beschikbaarheid van het element voor de koe
- De drogestofopname van de koe
- Mogelijke interactie met andere elementen in het rantsoen (antagonisme)
Werken met veiligheidsmarges
Vanwege deze genoemde variaties wordt er bij het vaststellen van de mineralenbehoeften gewerkt met veiligheidsmarges. Dit houdt in dat de mineralennorm op 15 mg wordt gezet, terwijl een koe voor onderhoud, dracht en melkproductie in principe maar 12 mg nodig heeft. Deze veiligheidsmarge zit ook al verwerkt in de richtlijnen van het CVB en Trouw Nutrition, waardoor het niet nodig is om deze aanbevelingen nog verder te verhogen. Onder ideale omstandigheden wordt er volgens de richtlijnen dus te veel sporenelementen gevoerd.
Individuele benadering
Er zijn natuurlijk uitzonderingen. In het geval van hoge molybdeengehaltes in het ruwvoer, kan het voeren van koper volgens de norm onvoldoende zijn. De landelijke norm hierop aanpassen is echter onverstandig, want dat zal leiden tot gemiddeld te veel koper met koperopstapeling in de lever en mindere prestatie als gevolg. Beter is om deze gevallen individueel te benaderen en via bijvoorbeeld een maatmineraal een hogere hoeveelheid koper te verstrekken. Een andere optie om niet meer mineralen te voeren dan nodig, is om een betere bron te gebruiken. Immers, hoe hoger de kans is dat het gevoerde element onder verschillende omstandigheden de absorptieplek bereikt, hoe minder je ervan nodig hebt.
Organische sporenelementen als alternatief
Een andere vorm van sporenelementen zijn organische sporenelementen, die veelal ingezet worden in mineralenmengsels en krachtvoeders als aanvulling op de anorganische sporenelementen (sulfaten). Op deze manier bied je je melkvee bij hoge producties en bij gezondheidsuitdagingen volop ondersteuning. Trouw Nutrition verkoopt deze onder de naam Optimin (Cu, Zn, Mn en Se). Onderzoek bij Belgisch witblauwe koeien tijdens late dracht toonde aan dat koeien met Optimin hogere Zn- en Se-gehaltes in het bloed hadden dan koeien die sulfaten gevoerd kregen (Guyot et al., 2017). Ook werden twee weken na afkalven lagere ontstekingswaardes gevonden in het bloed bij koeien die met Optimin waren gevoerd, wat op een betere afweer duidt.
Alternatief voor anorganische sporenelementen
De nieuwste generatie sporenelementen zijn de hydroxymineralen met merknaam IntelliBond (beschikbaar in koper, zink en mangaan). Deze zijn uitermate geschikt om reguliere (anorganische) sporenelementen volledig te vervangen, want het blijkt dat deze anorganische, goedkopere sporenelementen een nadelig effect hebben op dierprestaties.